navigatie overslaan

Een dialect dat spreekt

Het geluid van het Staphorster dialect is als een melodie die door de straten en velden van het dorp galmt. Het is een unieke klank, diep geworteld in de geschiedenis en cultuur van de regio. Voor wie het voor het eerst hoort, kan het misschien vreemd klinken, maar voor de inwoners van Staphorst is het een taal die hen verbindt en hun identiteit versterkt.

Wat het Staphorster dialect bijzonder maakt, zijn de unieke woorden en uitdrukkingen die je bijna nergens anders vindt. Op deze pagina vind je een aantal voorbeelden van woorden en uitdrukkingen van het Staphorster dialect. Het overzicht is een selectie van de woorden en uitdrukkingen die inwoners hebben aangedragen.

Dialect van Staphorst

Onze taal

  • Krange = Binnenstebuiten, omgekeerd
  • Bezik = Apart, gescheiden
  • Seins = Gewoonlijk, gewoontegetrouw, soms
  • Boezeroen = Blouse, overhemd
  • Vreêngde = Houten afrastering
  • Umtied = Binnenkort, op korte termijn
  • Skroamerig = Hees
  • Wegkroepertie = verstoppertje
  • Skeugellopen = Schaatsen
  • Broes = Schuim
  • Groaperig = Inhalig
  • Achtereers = Achterstevoren
  • Skutteldoek = Vaatdoek

Een dialect dat de tijden doorstond

Het dialect van Staphorst is een variant van het Sallands, een Nedersaksisch dialect dat in de regio Overijssel wordt gesproken. De wortels van dit dialect gaan eeuwen terug, en het heeft de tand des tijds doorstaan ondanks de invloeden van standaard Nederlands en moderne communicatie.

Dialect van Staphorst

Onze uitdrukkingen

  • De brink ofkeer’n = Het erf vegen
  • Ien de wedde doen = Een wedstrijdje houden
  • Te passe koom’n = Een ongeluk(je) krijgen
  • Ik kan’t niet wach’n = Ik heb er geen tijd voor
  • An de latt’n weez’n = Zeer vermoeid, uitgeput zijn
  • Die bint d’r zoo béé = Die zijn erg op de centen
  • Op de rekk’n goan = Er vandoor gaan
  • Ut kört-an hebb’n = Nipt de dans ontspringen
  • Det giet meej niks = Ik vind het vervelend om dat te doen
  • Det giet meej mooi = Ik vind het prettig om dat te doen
  • Top-umme ruil’n = Ruilen met gesloten beurs
  • Tuug an de liende = Wasgoed aan de lijn
  • Dof doekie = Een doekje dat net aan vochtig is, minder nat als een natte vaatdoek.
  • Souse mangels ien een tipse kladde = Pinda’s uit een puntige papieren zak
  • Stof uut huus jaag’n = Schoonmaken
  • Ooider poetsn = Oorijzer poetsen
  • Krek net oeit zegt = Precies zoals je het zegt
  • Mangels knippen = Keelamandelen verwijderen
  • De koen vurbreng = De koeien over de weg naar een ander weiland brengen.
  • Met scheur’n en breek’n = Met veel moeite
  • Twee laank twee breed = Zeer uitgebreid-alle tijd hebben
  • Een duuzendste meraekel = Een kleine kans
  • Jepls krab’n = Aardappelen rooien
  • ’t Vleis voor de roet’n en de botten op bedde = Al het geld uitgeven aan uiterlijk vertoon
  • Spiensters neugn = Visite uitnodigen